Verschenen in
Grenzen stellen en grenzen verleggen
Iedereen is vertrouwd met het gegeven: je grenzen verleggen. We houden van een uitdaging en gaan net iets meer proberen dan we op een gemakkelijke manier aankunnen. Je bouwt conditie op, je verbreedt je horizon, je buigt je over een net iets moeilijker probleem… en je slaagt! Je grens is verlegd. Het geeft je het gevoel dat je ook net iets rijker bent aan gezondheid, ervaring, vernuft. Op naar de volgende ‘grensverlegging’. Want de voldoening moet gevoed worden, steeds weer opnieuw verworven worden. Op onze eigen manier zijn we allemaal een beetje een Julius Caesar met zijn Romeinse Rijk. Maar het moment dat dé grens bereikt is, komt onherroepelijk. Eens is de wereld veroverd en sta je aan de uiterste grenzen van je koninkrijk, ver weg van je centrum, je hoofdstad, jezelf.
Dan heb je ook nog je persoonlijke grenzen die anderen steeds weer met de voeten treden. De een vraagt te veel aandacht en zorg van jou, de ander werkt op je schuldgevoel, weer een ander betoont niet genoeg respect, … En je denkt: ik moet mijn grenzen duidelijker stellen. De mensen respecteren ze niet. En weer ga je naar buiten toe denken. Als je die grenzen plastisch zou voorstellen, liggen die buiten je, rondom je. Je moet ze verdedigen want dat doe je nu eenmaal met grenzen. Je aandacht is erop gericht de ander ‘buiten’ te houden, jezelf te beschermen. Het is een verweer, een gevecht. Helaas is dit gedoemd te mislukken. Door op deze manier te denken, overtreed je niet alleen je eigen grenzen maar ook die van de ander. En hier zit de denkfout: je zit met je gedachten bij de ander, bij wat die doet, denkt, zegt; hoe die in elkaar zit. Je voorziet wat de ander gaat doen en plant je reacties. Je bedenkt hoe de ander zou moeten zijn en hoe je hem kan opvoeden. Je zit over de grenzen van de ander heen met je voelsprieten om je eigen terrein te verdedigen. Maar zo is Rome ook gevallen: iedereen zat aan de grenzen te vechten en de hoofdstad was leeg en onbeschermd.
Wij zijn als Rome: bezig met onze verre buren en in ons centrum zijn we leeg en afwezig. En als je heel eerlijk bent, is het niet de enkeling die je grenzen overschrijdt, er zijn er meer. Je vecht op verschillende fronten: je aandacht is verstrooid.
Je kan ook andersom denken. Je kan je grenzen naar binnen toe verleggen. In plaats van je te verstrooien, kan je je als het ware concentreren. Niet ‘op iets’ want dat is weer buiten en verstrooid. Gewoon in je centrum zijn, bij jezelf. Je kan je voorstellen dat je het centrum van een wervelwind bent. Als je in het midden kan blijven, is er rust. Hoe meer je naar buiten toe beweegt, hoe woeliger het wordt.
Je kan een glas water bekijken. Jij bent het glas en je aandacht is het water. Als het water de grenzen naar buiten verlegt, vloeit het weg en blijft het glas half vol of leeg achter. Er is ruimte in je glas en allerlei vreemde zaken kunnen erin gedumpt worden. Een ander kan bij jou gaan sluikstorten. En eigenlijk doen wij dat allemaal een beetje: onze problemen en frustraties in een ander zijn leeg glas overgieten. En we zijn weer wat vrijer en vooral leger – voor even. Maar eerlijk is eerlijk: jij kan niets doen met de ander zijn verhaal en de ander heeft niets aan dat van jou. Dat wil niet zeggen dat je geen aandacht kan hebben voor het verhaal van de ander. Luister, maar ga er niet in mee, maak het niet van jou. Dan ben je even een rustpunt.
Stel je voor dat je je energie benut om het water, je aandacht, mooi helder in je glas te brengen. Dan verleg je als het ware je grenzen naar binnen toe. En hoe meer helder water er in je glas is, hoe minder ruimte er is voor de mening, de manipulatie en het modderwater van een ander. Uiteindelijk ben je helemaal ‘vol van jezelf’. Dit is een vol zijn zonder arrogantie of egoïsme. Het is gewoon een volle, vervulde manier van zijn. Je bent een vol glas en je hebt genoeg aan jezelf. Wedden dat er niemand meer over je grenzen kan? Er is gewoon geen plaats meer over daarbinnen! Zalig gewoon.
Brigitte De Smet
“Iedereen houdt de grenzen van zijn eigen gezichtsveld
voor de grenzen van de wereld”
Schopenhauer