Verschenen in
De toetssteen
Toen de grote bibliotheek van Alexandrië afbrandde, werd er - volgens de overlevering - één boek gered. Het was geen kostbaar boek, dus niemand wou het echt hebben. Een arme man die een beetje kon lezen kocht het voor een habbekrats op de markt.
Het was ook geen interessant boek, ontdekte de man, en hij kreeg al gauw spijt van zijn aankoop. Maar toen vond hij tussen de bladzijden wel iets interessants, een dun vel perkament waarop het geheim van de ‘toetssteen’ geschreven stond…
De toetssteen was een kleine kiezel die elk metaal kon omzetten in puur goud. Volgens het manuscript lag hij tussen duizenden en duizenden andere kiezels die er allemaal hetzelfde uitzagen. Het geheim was dat de echte toetssteen warm aanvoelde, terwijl alle andere kiezels koud waren.
De man verkocht zijn schamele bezittingen, kocht wat proviand en andere benodigdheden, ging naar de kust en begon de kiezels te testen.
Hij had al snel door dat als hij de koude stenen die hij opraapte weer gewoon liet vallen, dat hij dan waarschijnlijk dezelfde stenen honderd keer opnieuw zou oprapen. Dus telkens wanneer hij een steen opraapte die koud aanvoelde, gooide hij die in de zee. De hele dag deed hij niets anders dan een steen oprapen, voelen of hij warm was en - als hij koud was - hem in de zee gooien. Keer op keer. Een steen oprapen. Koud. In de zee gooien. Een andere steen oprapen. Koud. In de zee gooien. Nog een oprapen. In de zee gooien…
De dagen werden weken en de weken werden maanden en alle stenen die hij opraapte waren koud.
Op een dag raapte hij een steen op die warm was. Maar voor hij het besefte, had hij hem al in de zee gegooid. Hij was het zo gewoon geworden om elke steen in de zee te gooien, dat hij die ene waar hij zo lang naar gezocht had ook gewoon weggooide…
Kansen bieden zich elke dag aan.
Als we niet opletten,
herkennen we ze niet
en gooien we ze weg…