Verschenen in
Veren in de wind
Een vrouw met een scherpe, onvriendelijke tong werd op een dag beschuldigd van het verspreiden van een kwade roddel over haar buurman, die daardoor een slechte reputatie gekregen had in het dorp. De vrouw, bezorgd over haar eigen goede naam, zei snel dat ze het zo niet bedoeld had en dat ze te biechten zou gaan en boetedoening zou doen om het goed te maken.
De biechtvader, een wijze oude man, luisterde liefdevol naar haar, vergaf haar zonden en gaf haar vervolgens een vreemde boetedoening.
Hij zei haar dat ze naar huis moest gaan, een verenkussen moest pakken en daarmee terug naar hem moest komen. Onderweg moest ze de veren een voor een uit het kussen halen en weggooien.
De vrouw vroeg zich af of de wijze oude man niet goed meer bij zijn verstand was, maar ze deed wat hij vroeg omdat ze hem gunstig gezind wilde stemmen.
Toen de vrouw weer bij de wijze man kwam, zei hij: “Ga nu terug naar huis en raap onderweg alle veren die je weggegooid hebt weer terug op.”
De vrouw reageerde verontwaardigd op zijn verzoek en zei dat dat onmogelijk was. De wind had alle veren ondertussen zeker al overal verspreid…
“Inderdaad”, zei de man, “net zoals het onmogelijk is om alle veren weer op te rapen eens de wind ze heeft verspreid, is het onmogelijk om alle roddel en kwaadsprekerij weer terug te nemen, zodra ze uit je mond gekomen zijn.”