Verschenen in
Flavonoïden zijn antivirale voedingsmedicijnen
Planten worden al duizenden jaren gebruikt als natuurlijke medicijnen en ook vandaag de dag zijn medicinale planten een belangrijk onderdeel van zowel de natuurlijke als de klassieke geneeskunde. Honderden moderne medicijnen zijn ontwikkeld op basis van actieve bestanddelen van planten.
Planten maken heel veel uiteenlopende stoffen aan, die niet alleen belangrijk zijn om zich te beschermen tegen schadelijke factoren van buitenaf, maar die ook nodig zijn voor hun groei en ontwikkeling. Flavonoïden (die tot de polyfenolen behoren) zijn de grootste groep van bioactieve plantenstoffen en de best bestudeerde.
Flavonoïden worden door planten aangemaakt om zichzelf te beschermen tegen alle mogelijke schadelijke factoren en vijanden, zoals ultraviolet licht, ziekteverwekkende microben en insecten. De mens kan daar mee van profiteren. In het menselijk lichaam zorgen deze beschermende eigenschappen voor uiteenlopende effecten op verschillende lichaamssystemen. Ze hebben vooral een antioxidatieve, ontstekingsremmende, immuunversterkende, zenuwbeschermende en kankerremmende werking. Flavonoïden hebben ook een uitgesproken antimicrobiële werking en beschermen tegen de mogelijk ziekteverwekkende effecten van bacteriën, virussen en schimmels. De antivirale werking werd al bestudeerd in de jaren 1950, toen de activiteit van 288 planten werd getest tegen het influenza A virus. Sindsdien zijn er heel veel plantenstoffen met antivirale eigenschappen geïdentificeerd.
Flavonoïden hebben uiteenlopende rechtstreekse en onrechtstreekse antivirale mechanismen. In laboratoriumonderzoek remmen ze de verschillende stappen die nodig zijn voor een virus om in een cel binnen te geraken en zich te vermenigvuldigen. In dierenonderzoek vertaalt zich dat naar een betere weerstand tegen virussen. De veelzijdige antivirale mechanismen zijn onder andere aangetoond van apigenine, baicaleïne, luteoline, quercetine, kampferol, myricetine, fisetine, catechinen (zoals epigallocatechinegallaat of EGCG), citrusflavonoïden (naringenine, tangeretine, hesperetine, rutine) en genisteïne. De meeste van deze stoffen zitten gewoon in de voeding, vooral in groenten, fruit, kruiden, specerijen, thee en cacao (Zakaryan H, 2017).
Er wordt algemeen aangenomen dat flavonoïden slecht opgenomen worden en een lage biobeschikbaarheid hebben, maar flavonoïden uit de voeding zijn veel actiever in het lichaam dan men oorspronkelijk dacht. Ze zijn alleen moeilijk meetbaar in het bloed. Ten eerste worden ze gebonden aan stoffen zoals glucuronzuur, zwavel, acetyl en methyl, waaruit ze weer vrijgemaakt kunnen worden tijdens oxidatieve stress en inflammatie (Lotito SB, 2011). Ten tweede worden ze omgezet in andere flavonoïden en in talrijke actieve afbraakproducten (Hostetler GL, 2017; Schoefer L, 2003; Jeon YM, 2009).
Wanneer er weinig of niets van een bepaalde flavonoïde in het bloed gevonden wordt, wil dat niet zeggen dat ze niet goed opgenomen werd en niet actief is. Voeding is wel degelijk een goede bron van al deze antivirale voedingsmedicijnen.
©Hilde Maris
Referenties:
- Hostetler GL, Ralston RA, Schwartz SJ. Flavones: Food Sources, Bioavailability, Metabolism, and Bioactivity. Adv Nutr. 2017;8(3):423‐435. Published 2017 May 15.
- Jeon YM, Kim BG, Ahn JH. Biological synthesis of 7-O-methyl Apigenin from naringenin using escherichia coli expressing two genes. J Microbiol Biotechnol. 2009;19(5):491‐494.
- Lotito SB, Zhang WJ, Yang CS, Crozier A, Frei B. Metabolic conversion of dietary flavonoids alters their anti-inflammatory and antioxidant properties. Free Radic Biol Med. 2011;51(2):454‐463.
- Schoefer L, Mohan R, Schwiertz A, Braune A, Blaut M. Anaerobic degradation of flavonoids by Clostridium orbiscindens. Appl Environ Microbiol. 2003;69(10):5849‐5854.
- Zakaryan H, Arabyan E, Oo A, Zandi K. Flavonoids: promising natural compounds against viral infections. Arch Virol. 2017 Sep;162(9):2539-2551. doi: 10.1007/s00705-017-3417-y. Epub 2017 May 25. PMID: 28547385; PMCID: PMC7087220.