Verschenen in
De aard van het beestje
Een zenmeester zag een schorpioen verdrinken en besloot hem uit het water te halen. Op het moment dat hij hem vastpakte, stak de schorpioen hem. Door de pijn liet de meester het dier los, zodat het terug in het water viel. De meester probeerde de schorpioen opnieuw uit het water te vissen, en opnieuw stak het dier hem.
Een jonge leerling die het tafereel had gadegeslagen, benaderde de meester en zei: “Excuseer, meester, maar waarom blijf je proberen om die schorpioen te redden? Je begrijpt toch wel dat hij je elke keer opnieuw zal steken?”.
“Het is de aard van de schorpioen om mij te steken, maar dat verandert niets aan mijn aard om te helpen”, antwoordde de meester.
Vervolgens keek hij om zich heen, vond een stevig blad en slaagde erin om met behulp van dat blad de schorpioen uit het water te halen, waarbij hij zijn leven redde.
Tegen zijn jonge leerling zei hij: “Je hoeft je aard niet te veranderen omdat iemand je pijn doet of niet waardeert. Mensen zijn vaak ondankbaar wanneer je iets goed voor hen doet. Dat is geen reden om te stoppen met goed te doen. Volg je geweten in plaats van bezorgd te zijn om je reputatie. Je geweten, dat ben jij. Je reputatie is slechts wat anderen van je denken. En wat anderen van je denken, is alleen hun probleem…”.