Verschenen in
De pottenbakker en de klei
Een getrouwd stel ging naar Engeland om hun huwelijksverjaardag te vieren. Tijdens hun verblijf liepen ze langs een prachtige antiekwinkel. Ze hielden allebei van antiek en vooral van aardewerk. Toen ze een uitzonderlijk mooi theekopje in de etalage zagen, gingen ze binnen en vroegen aan de antiekverkoper: “Mogen we dat eens bekijken? We hebben nog nooit zo’n mooi kopje gezien.”
Toen de verkoper hen het mooie kopje gaf, begon het te spreken.
“Ik ben niet altijd een theekopje geweest. Er was een tijd dat ik gewoon een klomp rode klei was. Mijn meester nam me mee, kneedde me, sloeg en stompte me, telkens opnieuw, en ik schreeuwde: “Hou daarmee op. Ik vind dat niet leuk! Het doet pijn. Laat me met rust.”
Maar hij glimlachte alleen en zei zachtjes: “Nog niet”.
En dan werd ik op een draaiwiel geplaatst en werd ik rond en rond en rond gedraaid.
“Hou daarmee op”, gilde ik “ik word kotsmisselijk!”.
Maar mijn meester schudde zijn hoofd en zei zachtjes: “Nog niet”.
Hij draaide me rond, prikte in me, duwde en trok me uit vorm, tot ik dacht dat ik het niet meer uit zou houden. En toen het eindelijk ophield... stopte hij me in de oven. Ik had nog nooit zo’n verzengde hitte gevoeld. Ik schreeuwde het uit en beukte op de deur. “Het is hier stikheet! Haal me hier uit!”
Maar hij haalde slechts zijn schouders op en zei: “Nog niet”.
Toen ik dacht dat ik het geen minuut meer kon uithouden, ging eindelijk de deur open. Hij haalde me er voorzichtig uit en zette me op de plank, en ik begon af te koelen. Dat voelde zo goed dat ik eindelijk kon ontspannen.
Maar toen ik helemaal afgekoeld was, pakte hij me weer op en begon me te beschilderen. De verfdampen waren verschrikkelijk. “Bah, ik ga stikken. Stop daarmee!” riep ik. Hij schudde zijn hoofd en zei “Nog niet”.
Toen stopte hij me weer terug in de oven. Deze keer was het twee keer zo heet en ik wist gewoon dat ik zou sterven. Ik vloekte, schreeuwde, huilde en smeekte... Ik was klaar om op te geven, toen hij eindelijk de deur opende en me weer op de plank zette, waar ik afkoelde en wachtte, me afvragend “Wat gaat hij nu met me doen?”.
Na een tijdje gaf hij me een spiegel en zei: “Kijk eens naar jezelf”.
Ik keek in de spiegel en schrok. “Dat ben ik niet, dat kan ik niet zijn. Dat is prachtig. Ik ben prachtig!”
Hij lachte. “Ik weet dat het pijn deed om gekneed, geslagen en gestompt te worden, maar als ik je gewoon met rust had gelaten, was je opgedroogd. Ik weet dat je duizelig werd van rond te draaien op het wiel, maar als ik gestopt was, zou je zijn afgebrokkeld. Ik weet dat het heet was in de oven, maar als ik je daar niet had ingezet, zou je gebarsten zijn. Ik weet dat de dampen verschrikkelijk waren toen ik je beschilderde, maar als ik dat niet had gedaan, zou je nooit hard geworden zijn en zou je geen kleur in je leven hebben gehad. En als ik je daarna niet terug in de oven gezet had, zou je het niet lang overleefd hebben, omdat de hardheid niet zou hebben standgehouden.”