Verschenen in
De belangrijkste vragen
Er was eens een koning die alles had wat hij zich maar kon wensen. Maar er waren drie vragen die door zijn hoofd spookten:
- Wat is het belangrijkste tijdstip?
- Wie is de belangrijkste persoon?
- Wat is het belangrijkste wat je kan doen?
Deze vragen maakten hem rusteloos. Hij besloot om ze voor te leggen aan zijn ministers.
“Dat is niet zo moeilijk”, antwoordden de ministers, die het blijkbaar volmondig met elkaar eens waren. “Het belangrijkste tijdstip is het moment dat jij koning werd. De belangrijkste persoon, dat ben jij natuurlijk. En het belangrijkste wat je kan doen, is je koninkrijk uitbreiden”.
De koning was niet tevreden met deze antwoorden. De eerste minister, bang voor zijn positie, raadde de koning aan om de wijze man in de bergen te bezoeken en hem de vragen voor te leggen. Hij zou zeker het antwoord weten.
De volgende ochtend trok de koning in het gezelschap van twintig soldaten naar de bergen. Aan de voet van de berg waarop de wijze woonde, vroeg hij de soldaten om op hem te wachten. Hij klom alleen naar boven. Het was een lange en zware klim, en het was al donker toen de koning eindelijk de grotwoning van de wijze bereikte. De wijze zat binnen te mediteren. De koning wou hem niet storen en besloot te wachten tot hij klaar was. Maar na enkele uren zat de wijze nog altijd te mediteren. De koning besloot dat hij beter kon gaan slapen en de vragen in de ochtend te stellen. Hij deed zijn zwaard af, legde zich neer en viel in slaap.
De volgende ochtend werd hij gewekt door het zonlicht dat in de grot stroomde, en het gezang van vogels. Hij ademde de frisse lucht in, wreef de slaap uit zijn ogen en keek rond. De wijze was verdwenen. De koning verliet de grot, liep naar de rand van de afgrond en keek neer op zijn koninkrijk, dat zich onder hem uitstrekte. Een brede glimlach verscheen op zijn gezicht. De ochtenden in het paleis waren totaal anders, altijd slecht nieuws, problemen die opgelost moesten worden, altijd was er wel spanning. Maar hier, hoog boven dat alles, voelde hij een diepe connectie met zijn koninkrijk en begreep hij waarom hij koning geworden was: om zijn volk te dienen.
Plots tikte iemand op zijn schouder. Hij draaide zich om en zag de wijze, die het zwaard van de koning vasthad en hem diep in de ogen keek. “Wel, koning,” vroeg de wijze, “Wat is het belangrijkste tijdstip? Wie is de belangrijkste persoon? En wat is het belangrijkste wat je kan doen?”.
Er verscheen een fonkeling van herkenning in ogen van de koning. Hij had het begrepen. Het belangrijkste tijdstip is nu. De belangrijkste persoon is de persoon die nu bij je is. En het belangrijkste om te doen is goed zijn voor anderen.