Verschenen in
Kaneel
Zoet, hartverwarmend en veel meer
Kaneel, een specerij uit de gedroogde binnenbast van de kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum/Cassia) is een kruid met een lange traditie, als smaakmaker én als medicijn. Het werd al vermeld in oude Sanskriet geschriften. In de oudheid werd kaneel vooral als verwarmend kruid gebruikt bij verkoudheden en reumatische pijnen, maar ook bij spijsverteringsklachten, zoals misselijkheid, overgeven, diarree, winderigheid en maagdarmontstekingen, om de klieren te stimuleren, als afrodisiacum en als versterkend middel. In China werd het al in 2700 v. Chr. ingezet tegen vermoeidheid, gewrichtsklachten, zwakke nieren, slechte doorbloeding, griep en verkoudheid. In de 9de eeuw werd kaneel in Europa ingevoerd als specerij, maar het gebruik ervan werd pas echt populair vanaf de 15e eeuw, toen het door de Portugezen werd ingevoerd. Het zou toen gebruikt worden om van stoofpotten met zoete en zure ingrediënten toch een smakelijk geheel te maken. En wij kennen kaneel natuurlijk van de zoete smaak van rijstpap, warme wijn, appeltaart en speculaas. Kaneel heeft nog andere troeven, die in het kader van diabetes en metabool syndroom extra aandacht verdienen. Het verlaagt de bloedsuikerspiegel en cholesterol en helpt diabetescomplicaties voorkomen. Kaneelextract wordt als een doeltreffend natuurlijk diabetesmedicijn beschouwd.
Je kan dit artikel enkel lezen als je het tijdschrift aankoopt (als los exemplaar of als onderdeel van een jaarabonnement) of als je toegang hebt tot de online bibliotheek.
Koop editieHeb je het aangekocht of heb je toegang tot de online bibliotheek? Meld je aan om dit artikel te lezen