Verschenen in
Meidoorn
voor een sterk hart
Meidoorn (Crataegus), ook wel haagdoorn genoemd, behoort tot de plantenfamilie Rosaceae en heeft een lange geschiedenis en traditie, zowel praktisch als medisch. De rode vruchten zouden volgens archeologen al door de prehistorische mens gegeten worden. In de oudheid was de meidoorn het symbool voor hernieuwing en werd hij gebruikt voor vruchtbaarheidsriten. Het harde hout met zijn doornen heeft doorheen de geschiedenis uiteenlopende toepassingen gekend. Het werd veel gebruikt als afschermende haag (vandaar de naam haagdoorn) en als omheining om vee binnen te houden of indringers buiten te houden. Omwille van de hardheid was het ideaal voor het hakblok waarop mensen onthoofd werden en de doornen deden ooit dienst als naalden voor grammofoons. Volgens sommige bronnen zou de doornenkroon van Jezus gemaakt zijn van meidoorn.
Pedanius Dioscorides, een Oudgriekse arts, farmacoloog en plantkundige, vermeldt meidoorn al in zijn farmacopee Materia Medica (40 - 90 na Chr.). Hij stelt dat de bessen goed zijn tegen diarree en overvloedige maandstonden en dat meidoorn opwekkend is voor het hart. In de middeleeuwse volksgeneeskunde werd meidoorn gebruikt tegen slapeloosheid, duizeligheid, borstvliesontsteking, diarree, bloedingen en jicht. Vanaf de 17de eeuw kwam de hartversterkende werking op de voorgrond, maar het zou nog meer dan twee eeuwen duren voor meidoorn echt op brede schaal werd toegepast bij hartklachten. In de huidige medische wetenschappen worden vooral de flavonoïden en proanthocyanidinen van de meidoorn bestudeerd en toegepast omwille van hun farmacologische eigenschappen.
Je kan dit artikel enkel lezen als je het tijdschrift aankoopt (als los exemplaar of als onderdeel van een jaarabonnement) of als je toegang hebt tot de online bibliotheek.
Koop editieHeb je het aangekocht of heb je toegang tot de online bibliotheek? Meld je aan om dit artikel te lezen