Verschenen in
Een nutteloos leven...
Een boer die heel zijn leven hard gewerkt had, besefte op een dag dat hij gewoon te oud geworden was om nog op het veld te werken. Dus spendeerde hij zijn dagen voortaan op een bankje op de veranda, uitkijkend over de velden die hij heel zijn leven bewerkt had.
Zijn zoon, die ook op de boerderij werkte, keek tijdens zijn werk af en toe naar zijn vader, die daar rustig op zijn bankje zat.
“Hij is nutteloos geworden”, dacht de zoon bij zichzelf. “Hij doet helemaal niks meer, hij zit daar de hele dag alleen maar te zitten”.
Op een dag geraakte de zoon zo gefrustreerd door het beeld van zijn rustende vader, dat hij een houten kist maakte. Hij sleurde de kist naar de veranda en beval zijn vader erin te gaan liggen.
De vader gehoorzaamde zonder iets te zeggen en ging rustig in de kist liggen. De zoon sloot het deksel van de kist en sleurde de kist naar de achterkant van de boerderij, waar een diepe afgrond was.
Toen hij bij de afgrond kwam, hoorde hij een zacht geklop vanuit de kist. Hij opende het deksel en keek vragend naar zijn vader die daar nog steeds rustig lag.
“Ik weet dat je me in de afgrond gaat gooien”, zei de vader “maar mag ik je eerst nog een goede raad geven?”.
“Wat wou je nog zeggen?”, vroeg de zoon.
“Gooi me in de afgrond, als je dat wil”, zei de vader “maar bewaar die goede houten kist. Je kinderen zullen ze op een dag nodig hebben.”